Op 28 februari 2023 wees de kortgedingrechter de vordering van Vitesse af om ook na 1 oktober 2023 van stadion Gelredome gebruik te kunnen blijven maken. De rechter maakte haar beslissing via een zogenoemd kop-staartvonnis kenbaar. Een kop-staartvonnis is een vonnis zonder motivering van de beslissing. De reden om een kop-staart vonnis te wijzen is omdat er snel een beslissing moet worden genomen, terwijl er onvoldoende tijd is om die beslissing zorgvuldig op te schrijven. In deze zaak diende er in verband met een gestelde termijn door de KNVB vóór 1 maart 2023 duidelijkheid te komen. Dit heeft de rechter dan ook gegeven middels het kop-staart vonnis. Op 13 maart jl. heeft de rechter haar vonnis alsnog gemotiveerd.
Het gaat hier om een kort geding en dus om een voorlopig oordeel, waarmee Vitesse vordert om in ieder geval ook tijdens het voetbalseizoen 2023/2024 gebruik te kunnen blijven maken van het stadion. Immers laat een definitieve beslissing in de bodemprocedure nog enige tijd op zich wachten, terwijl er via het kort geding snel een (voorlopige) beslissing kan worden genomen. De tijd begint te dringen voor Vitesse omdat voor het behouden van de KNVB-licentie (en UEFA-licentie) de club moet beschikken over een stadion in Nederland waarin wedstrijden in het kader van betaald voetbal competities kunnen worden georganiseerd. Als Vitesse per 1 oktober geen gebruik mag maken van het Gelredome, dan is er dus een reële kans dat zij haar licenties verliest.
Dit is allemaal begonnen omdat Vitesse in 2018 haar huurovereenkomst met Exploitatiemaatschappij Gelredome (de hoofdhuurder) had opgezegd per 30 september 2023, omdat zij de jaarlijkse huursom van 1,85 miljoen euro te hoog vond. Vitesse maakte daarbij aan Stadion Arnhem B.V. (de eigenaar van het Geldedome) kenbaar dat zij het stadion mocht blijven gebruiken op grond van haar ‘eeuwigdurend speelrecht’. Dat zou volgen uit een bepaling in de koopovereenkomst en de leveringsakte van 1996 waarmee de gemeente Arnhem de grond waarop het stadion uiteindelijk werd gebouwd, toentertijd verkocht aan Het Gelders Stadion N.V.
Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij Gelredome hebben in dit kort geding gemotiveerd betwist dat Vitesse aanspraak kan maken op voortgezet gebruik van het stadion op basis van het ‘eeuwigdurend speelrecht’. Zij hebben aangevoerd dat, als er al sprake zou zijn van een speelrecht, dit recht anders moet worden uitgelegd dan Vitesse stelt en enkel inhoudt dat Vitesse als enige betaald voetbalclub het stadion mag gebruiken. Vitesse miskent, aldus Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij, dat het recht niet een absolute en onvoorwaardelijke toegang tot het stadion inhoudt, maar nadere uitwerking behoeft in een (huur)overeenkomst.
Daarnaast wordt gemotiveerd aangevoerd door Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij Gelredome dat een eventueel speelrecht is opgehouden te bestaan met de komst van het reddingsplan in 2003, omdat toentertijd juist is beoogd om afscheid te nemen van de toenmalige situatie, omdat de kosten voor Vitesse toen te hoog waren. Het gestelde speelrecht is in 2003 niet vermeld in het reddingsplan en evenmin opgenomen in de nieuwe overeenkomsten, te weten de raamovereenkomst, de hoofdhuurovereenkomst en de onderhuurovereenkomst. Indien het speelrecht een dergelijk veelomvattend en jegens de stadioneigenaar afdwingbaar recht behelst als Vitesse stelt, valt niet in te zien waarom het niet specifiek is opgenomen in de tekst van de bij het reddingsplan behorende overeenkomsten, aldus Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij Gelredome.
Gelet op dit gemotiveerde verweer is het aan Vitesse om uit te leggen waarom het speelrecht toch een eeuwigdurend speelrecht is, wat ook nog zou bestaan na het reddingsplan van 2003. De rechter vindt dat Vitesse dit onvoldoende heeft uitgelegd. Vitesse blijft daarbij steken bij het aanhalen van bepalingen uit de toenmalige overeenkomsten, zonder echt goed in te gaan op het verweer van de gedaagden. Dat er wellicht een risico zou zijn op het verliezen van licenties – wat wordt aangevoerd als zwaarwegende belangen – acht de rechter onvoldoende om de vordering alsnog toe te wijzen. Een dergelijke beslissing kan immers niet alleen plaatsvinden op grond van een belangenafweging.
Daarnaast heeft Vitesse niet aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk haar licenties zou verliezen bij een afwijzend vonnis. Uit correspondentie van de KNVB die in het geding is gebracht, kan niet zonder meer worden afgeleid dat er verdergaande sancties zullen volgen dan een geldboete na 1 maart. Hoewel het kan zijn dat Vitesse in de problemen komt doordat zij in het nieuwe seizoen moet uitwijken naar een andere locatie, vindt de rechter dat Vitesse dit aan haarzelf te wijten heeft, door zelf de onderhuurovereenkomst op te zeggen in 2018. Daarnaast had zij – nu partijen van begin af aan een andere mening hadden over de situatie – eerder een bodemprocedure moeten starten teneinde op tijd een beslissing te verkrijgen.
Lees de volledige uitspraak op: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2023:1313
Indien u advies of bijstand nodig heeft omtrent commerciële contracten en/of huurovereenkomsten, neem dan vrijblijvend contact op met mr. M. (Marcel) Smit van Smit Advocatuur: msmit@smitadvocatuur.nl en 06-23044021
Comentários